Het abc van Folon
Blue Shadow

Blue Shadow heeft in het leven van Folon een dubbele betekenis. Ten eerste was het de naam van de uitgeverij van zijn partner Paola Ghiringhelli, waarvoor hij onder meer affiches maakte. Daarnaast was het de naam van de woonboot waarop Paola en hij in de jaren tachtig deeltijds verbleven en waar zij haar beroep als galeriehouder en uitgever uitoefende. De woonboot was afgemeerd bij de Pont de Bir Hakeim, in de schaduw van de Eiffeltoren. Folon had het traditionele binnenvaartschip voorzien van een bovenbouw met veel ramen, waardoor het als een ware ark van Noach uitzag. Zoals de naam het aangeeft, was de boot in verschillende tinten blauw geschilderd. Een gebogen trap leidde naar de benedenverdieping, die als woning was ingericht.
Burcy

In 1968 besloten Jean-Michel en Colette Folon Parijs te verlaten omdat hun flat in de rue de l’Echaudé te klein geworden was voor het gezin. Ze raakten enthousiast over een huis op het platteland met een “ongeëvenaard uitzicht”: een oude boerderij in het dorp Burcy, in de regio Seine-et-Marne, aan de rand van de agrarische Beauce-streek. Het zicht op de glooiende vlakte speelde een doorslaggevende rol in de ontwikkeling van Folons oeuvre. Het licht, de wind, de horizon en de eindeloze hemel maakten grote indruk op hem. Het huis in Burcy, dat Folon in de loop der jaren restaureerde en uitbreidde, bleef voor de rest van zijn leven zijn artistieke laboratorium, ook toen hij zich voor langere tijd in Cap d’Ail en Monaco vestigde. In 1996-1997 ontwierp Folon, in ruil voor de afbraak van de nutteloos geworden watertoren van het dorp, de glas-in-loodramen van de kleine dorpskerk, met als thema Sint Amandus.
Meer weten:
Soavi, Giorgio, Vue imprenable. Essai sur le monde de Folon, Chêne, Parijs, 1974.
Film


Folon was al lang geboeid door het bewegende beeld, en met name door de filmtechniek. In de jaren 1970 overwoog hij zelfs om in de filmindustrie aan de slag te gaan.
“We zijn geboren met de filmkunst. Het is de nieuwste kunstvorm. Muziek, dans, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur zijn oude kunsten. De filmkunst is aan het begin van de eeuw ontstaan, ze brengt alle uitdrukkingsmiddelen bij elkaar. Het is een kunst die ons allemaal beïnvloedt”, vertrouwde hij publicist Paul Augé in 1982 toe. In 1975 en 1976 acteerde Folon zelf in films waarvoor hij tevens de affiches ontwierp, waaronder F for Fairbanks, Lily aime-moi en Un type comme moi ne devrait jamais mourir. Zijn acteerwerk overtuigde niet, maar hij hield aan die periode wel enkele stevige vriendschappen over, met name met de actrices Miou-Miou en Marlène Jobert, met de regisseur Chris Marker en vooral met de acteur Patrick Dewaere. Hij ruilde uiteindelijk de langspeelfilm in voor de animatiefilm, maar bleef wel bioscoopaffiches ontwerpen. Zo was hij de eerste Europese kunstenaar die affiches voor de films van Woody Allen ontwierp.
Geestesverwanten

Als humanist en mensenmens putte Folon veel energie uit zijn omgang met anderen, waardoor hij door de jaren heen, naar eigen zeggen, een groep “geestesverwanten” om zich heen had verzameld: vrienden, idolen, kunstenaars en markante figuren uit de cultuur en de kunsten, met diverse achtergronden en van alle leeftijden. Folon legde die intieme relaties van vriendschap en verstandhouding vast op honderden foto’s. We doen er hier een greep uit:
- De schrijvers Giorgio Soavi, Jorge Semprun, Ray Bradbury, Georges Simenon…
- De fotografen Fulvio Roiter, Henri Cartier-Bresson, Jacques-Henri Lartigue…
- Filmmakers als Alain Resnais, Roman Polanski, Chris Marker, Yannick Bellon, Federico Fellini, Woody Allen ..
- De Franse acteurs Yves Montand, Rufus en Patrick Dewaere, en actrices Miou-Miou, Marlène Jobert en Marthe Keller…
- Musici als Michel Colombier, Michel Legrand, Steve Khan…
- De illustratoren en schilders Saul Steinberg, Milton Glaser, Roland Topor, Bosc en Chaval, Pierre Alechinsky, Balthus…
- De beeldhouwers César, Pol Bury…
Folons werk werd ook beïnvloed door kunstenaars die hij niet heeft kunnen ontmoeten. Zo is het stempel van René Magritte en Paul Klee duidelijk merkbaar. Subtieler is zijn bewondering voor Giorgio Morandi, die hij niet rechtstreeks heeft gekend, maar wiens atelier hij met fijngevoeligheid heeft gefotografeerd.
Hand

Een hand kan wel eens bedreigend zijn, zoals wanneer ze een man die verdwaald is in de stad met de vinger wijst (Quelque part quelqu’un, 1972), maar meestal is ze weldadig: een hand die een land beschermt (Unicef – Les 1000 jardins du désert, 1989), die met de andere hand voor zonneschijn zorgt (La Toscane, 1980) en soms zelfs bevrijdend is, zoals op de cover van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1988), waar zij vogels met vredesboodschappen laat wegvliegen. Die grote hand, die niet aan een lichaam verbonden is, verschijnt ook vaak als een sokkel, die een boom (Aujourd’hui, 1979), een vogel (Dialogue, 1979) enz. ondersteunt. Het roept het beeld op van de hand van een schepper of een wereldbouwer, in de breedste zin van het woord.
Hoofd
De man met de hoed komt vaak voor in Folons werk, en soms snijdt hij hem doormidden en houdt hij alleen zijn hoofd over – een prachtig voorbeeld van een metonymie. Zo gaat alle aandacht uit naar wat dit lichaamsdeel bevat: gedachten. Want Folon geeft het hoofd vaak open weer, als op een röntgenfoto, zodat we kunnen ontdekken wat zich onder de hoed van de man afspeelt: een wegvliegende vogel, een man die voorbijkomt, een observerend oog… Altijd een eenvoudig teken dat een oneindig aantal ideeën samenvat en openstaat voor elke interpretatie. Andere hoofden komen vaak voor, in de vorm van open cilinders die bijna altijd op de linkerhand rusten. In deze cilinders bevinden zich de ideeën van de man, zoals in Le monde (1984), waar zijn hoofd als vergaarbak dient voor de wereldbol, waarvan de wand bezaaid is met sterren. Soms komen de ideeën zelfs uit het hoofd tevoorschijn, zoals in de aquarel Les amis (1989), waar een hele reeks veelkleurige handparen elkaar omklemmen terwijl ze in alle richtingen wegvliegen met een vredesboodschap. We krijgen ook een beeld van Folons gemoedstoestand op het moment dat hij zijn penseel vasthoudt, zoals in Autoportrait (1987), waar acht vogels een hoofd in profiel binnenvliegen. Maar dit is niet de enige mogelijke lezing. Folon wil vooral de toeschouwer ertoe uitnodigen te reflecteren over het zingevingsproces, hij wil een brug slaan om mensen aan te zetten tot nadenken, tot dromen.
Horizon
Vanuit zijn verlangen om het reizen en de vrijheid te evoceren, ging Folon verre horizonten afbeelden. Die duiken op in zijn werk in de tweede helft van de jaren 1980, toen hij naar de Côte d’Azur was verhuisd. Als achtergrond verruilt hij steeds vaker de glooiende landschappen voor een maritiem vergezicht. Dit is erg opvallend in de serie ‘Voyages’.
Humanisme

Folons werk is doordrongen van een groot gevoel voor ethiek. Met zijn zachte kleuren trachtte hij ons in de richting van tolerantie en vrede te leiden. Hij meende immers dat “als de mens meer tijd besteedde aan het bewonderen van de schoonheid van de wereld of van een kunstwerk, hij dan minder tijd aan oorlog zou besteden en het – vaak zinloze – geweld zou vergeten dat in hem leeft.” Folon gaf echter geen tragisch beeld van de wereld. Zijn oeuvre is doordrongen van humor en poëzie, omdat hij aan schoonheid, naast een esthetische waarde, ook een morele connotatie toeschreef. Folon sprak zich uit tegen de doodstraf, eiste gelijkheid tussen mensen ongeacht hun huidskleur, religie of cultuur, verdedigde minderheden en deed dat in een idioom dat uiterst toegankelijk is: beelden en tekens die universeel en voor iedereen begrijpelijk zijn. Daarom vroeg een organisatie als Amnesty International hem om niet alleen hun affiches (1977, 1986) maar ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1988) te illustreren, met de insteek om het vertrouwen in de mensheid te herstellen. Folon was ook geëngageerd tegen racisme, dat in zijn ogen geen bestaansrecht heeft, omdat, zo zei hij, “kleuren gemaakt zijn om zich te vermengen en van elkaar te houden”. Hij voerde vele andere projecten uit, onder meer een affiche Contre la peine de mort (‘Tegen de doodstraf’, 1978), en nog andere voor het Hoge Commissariaat van de VN voor vluchtelingen (1991), de UNESCO (1988) en de Paralympische Winterspelen van 1992 in Tignes en Albertville (de affiche toont een vogel met gebroken vleugels die doorvliegt).
Lucht

Een van de belangrijkste thema’s in Folons oeuvre is de wind, als symbool van het vliegen en van de vrijheid. De wind draagt vogels naar andere horizonten, de wind streelt het gezicht van de man met de hoed, die alleen bij de zee voor zich uitstaart. En de wind helpt de man de lucht in, wanneer die zich in een gekke droom aan de zwaartekracht onttrekt. Maar naast de wind is er ook de lucht, als bron van evenwicht en lichtheid. Veel van zijn werken bevatten grote aantallen zwevende of vliegende luchtbellen, die een gevoel van gewichtloosheid creëren (Ouverture, 1989; L’Oiseau bleu, 2002 enz.). En de lucht speelt ook een hoofdrol wanneer een koorddanser de zwaartekracht uitdaagt door op een touw te lopen dat nergens aan vastzit (L’artiste, 1982; Le funambule, 2002 enz.). En tot slot affirmeert Folon dit concept van lichtheid en van bewegingsvrijheid met de figuur van de automaat (Équilibre, 2000).
Milieubescherming

Vanaf het begin van de jaren 1960 ontwikkelde Folon een sterk ecologisch bewustzijn, dat vooruitliep op veel hedendaagse bevindingen.
De kunstenaar uitte zijn visie op de milieukwesties oorspronkelijk in zwart-wittekeningen, en later ook in kleur – in zijn aquarellen en zeefdrukken. Nadat hij in het dorp Burcy in een oude boerderij midden in de velden was gaan wonen, zag hij de zinloosheid in van het stadsleven en de groeiende kloof tussen de moderne mens en de natuur.
In 1988 engageerde hij zich voor de volle honderd procent: hij bood Greenpeace zijn diensten aan voor de campagne tegen kernwapens (Deep deep trouble). Niet alleen hielp hij milieuactivisten door hun zichtbaarheid te geven, maar zijn liefde en respect voor de natuur is in het gros van zijn werk duidelijk voelbaar.
Objecten
Folon haalde zijn inspiratie uit tal van gevonden voorwerpen. Sommige daarvan, zoals een hangslot of inktviskunstaas, metamorfoseerde hij in iconen, idolen of maskers. Folon was een accumulator; als een ‘dirigent van het toeval’ combineerde hij zijn gevonden voorwerpen om er een nieuw leven aan te geven. Het verbaast niet echt dat deze Belgische kunstenaar een zeker surrealistisch wereldbeeld heeft geërfd, waarin men een object kan losweken van zijn oorspronkelijke – of althans algemeen aanvaarde – identiteit. Het draait hier niet om een spel met woorden of namen, maar eerder met vormen en functies. Folon nodigt de toeschouwer uit om opnieuw contact te maken met zijn kinderlijke fantasie en de werkelijkheid te overstijgen door de meest onbeduidende objecten op een andere manier te bekijken.
Oog

Zoals voor alles wat rond is, had Folon een zwak voor de vorm van het oog. Het oog neemt vaak de plaats in van de zon, als een onbekende schepper die de wereld komt observeren (Partir, 1977; L’Aube, 1984 enz.). Soms weerspiegelt het door Folon getekende oog een ander beeld, van een landschap dat zich achter de toeschouwer zou bevinden (Exposition J.M. Serreau, 1974; Europalia France 75, 1975). Folon schept er op die manier behagen in een dialoog tot stand te brengen tussen de tekening en de toeschouwer. Maar het oog in het beeld is tegelijk het oog van de toeschouwer, een soort spel van elkaar reflecterende spiegels. Folon hechtte juist zoveel belang aan het oog omdat hij als affichekunstenaar wist dat, om zijn boodschap over te brengen, hij eerst en vooral via dat zintuig het publiek moest verleiden om te stoppen, te kijken en in het beeld te stappen.
Personage

Folons iconische personage, het mannetje met de hoed, is een universele (anti-)held. Deze figuur is tot de eenvoudigste vorm herleid: twee stippen voor de ogen, een lijn voor de mond, een hoed die het tekenen van een haardos overbodig maakt, en tenslotte een grote mantel die de kledingkeuze drastisch vereenvoudigt. Dat mannetje komt ons niet vreemd voor, want hij doet ons denken aan andere mannen met hoeden, zoals die van Magritte of Charlie Chaplin. Hij straalt de universaliteit uit van een Jan met de pet waarin iedereen zich herkent. In het werk van Folon, net als in dat van zijn aangehaalde inspiratiebronnen, is die figuur doorgaans heel eenzaam, verloren in de doolhof van de grote steden of zittend met de blik op de zee. Soms verliest hij zich echter in de menigte of vermenigvuldigt hij zich tot een menigte, zoals in Foultitude (1969). Hij vertegenwoordigt immers de hele mensheid. Niemand is banaler dan hij, en toch is hij tot alles in staat – vooral tot vliegen.
Pijlen

De pijl is in Folons werk een terugkerend motief, dat een centrale plaats innam in zijn eerste grote tentoonstelling in Parijs (Folon, Galerie de France, 1968. De vervreemding die de moderne stad teweegbrengt is volledig vervat in dit ene symbool. Het staat voor de ruimtelijke verwarring die voortvloeit uit de opeenstapeling van borden, rotondes, wegwijzers enz. In zijn werken worden zelfs de pijlen gek en gaan ze alle kanten op (Un cri, 1970). Erger nog, ze zijn vals en wikkelen zich om steden als slangen om hun prooi (The City Jungle, 1971). Uiteindelijk heeft de pijl de wereld overspoeld, tot in de hoofden van de bewoners, waar hij alle richtingen op wijst: de mensen hebben het verzadigingspunt bereikt: de tekens die zij opgelegd krijgen en de overvloed aan informatie die hen dagelijks bereikt, zijn onverteerbaar geworden (Le Quotidien, 1971). Op andere momenten verschijnt de pijl als de dwingende eenrichtingsweg waarin mensen zich gevangen voelen (Le Chemin, 1985). Folon vertelde dat dit thema bij hem opkwam toen hij tijdens zijn reizen tussen Parijs en Brussel, om de tijd te doden, alle borden met pijlen erop begon te tellen. Hij kwam uit op 1.268!
Reis
Reizen is een van de belangrijkste thema’s in Folons oeuvre. Om dit te illustreren gebruikt hij een reeks terugkerende motieven, zoals de koffer, de weg of de boot. Sommige van zijn afbeeldingen vertellen letterlijk over reizen, zoals de reeks collages van stukjes van sinaasappelkistjes en andere beetjes karton van allerlei aard, waarvan de vorm doet denken aan schepen die wegvaren. Maar de meeste van zijn werken zijn een metafoor voor het weggaan, voor het ontvluchten in het algemeen – zoals de vogels die altijd wegvliegen, de auto op de weg (On the road, 1983) of de koffers die gebruikt worden als kader voor een ander beeld (Lointains, 1986-87; La route, 1988, enz.). Folon hield het niet bij het weergeven van de reis, hij heeft hem daadwerkelijk in zijn werk geïntegreerd, met name in de serie zeefdrukken Je vous écris (1988) waarin een ansichtkaart – uit de Verenigde Staten, China, Japan of Griekenland… – het uitgangspunt van het schilderij vormt. Brieven schrijven (ansichtkaarten, enveloppen) is voor Folon een andere gelegenheid om zich uit te drukken zoals hij dat het liefst doet, namelijk door te tekenen. Uiteindelijk stelt Folon de toeschouwer in elk van zijn werken voor om een innerlijke reis vol poëzie te maken – een spirituele reis naar zijn eigen herinneringen en dromen.
Reiskoffer

De reiskoffer is een terugkerend motief in Folons oeuvre omdat die hem toelaat op originele wijze de thema’s te illustreren die hem na aan het hart liggen: weggaan, reizen, de vrijheid. Heel vaak maakt hij verrassend gebruik van de vorm van de koffer om de ruimte voor zijn tekening te creëren. Hij vult letterlijk de koffer met de reis die hij maakte (Lointains, 1986-87; La route, 1988 enz.), met de plekken die hij bezocht en de herinneringen die hij vergaarde (Landscape Memory, 1982; Une ville, 1986 enz.). De reiskoffer komt ook voor in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1988), in de vorm van een gevangenisraam, waaruit enkele tralies zijn weggesneden, met uitzicht op een zonnige horizon. Hij symboliseert hier de hoop op vrijheid voor gevangenen of voor wie asiel zoekt in een ander land.
Stad
Voor een kunstenaar, en zeker voor een affichekunstenaar, lijkt het voor de hand te liggen om zich met de thematiek van de stad in te laten. En waarschijnlijk is het aan Folons studie architectuur – en aan het verplicht onder de knie krijgen van een nodeloos methodische tekentechniek, waarbij alle stenen er identiek moesten uitzien – te wijten dat de stad voor hem een obsessie bleef. De stad is het ‘supermotief, het motief dat alles omvat. De moderne stad boezemt de kunstenaar in gelijke mate verwondering en angst in. Hij herleidt haar tot blinde, donkere en koude flatgebouwen. In Folons werk gaat van steden een dreiging uit. Alles is van baksteen. De mens lijkt totaal verloren, gevangen als in een doodlopende straat, verstikt onder de opeenstapeling pijlen en wegwijzers. Men kan er een schreeuw in zien, een maatschappijkritiek, maar evengoed een waarschuwing tegen het doldraaien van de mens die ongestraft de natuur vernietigt.
Stilte
Net als de lucht is de stilte een moeilijk onderwerp om weer te geven. Niettemin is het erg aanwezig in Folons werk, maar verholen en impliciet. Kijken we naar het beeld van de vogels en de mannetjes die wegvliegen, dan horen we nog wel de wind ons in de oren fluiten. Bij de man die eenzaam tegenover de zee zit, horen we alleen het rumoer van de golven die tot aan onze voeten komen. Maar als we naar die man kijken die verloren is in de onmetelijkheid van de moderne stad, dan wordt het onbehagen dat van hem uitgaat nog verzwaard door een loden stilte. Andere werken zijn daarentegen extreem luidruchtig, zoals de serie La jungle des villes (1971), waarin de dolle pijlen in ons hoofd weerkaatsen. De stilte treedt uiteindelijk als zodanig tevoorschijn in een van Folons illustraties voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1988), waarop een soldaat met een simpel gebaar en een dreigende blik een geknevelde man tot stilte maant.
Taal
Vanaf zijn eerste tekeningen ontwikkelde Folon een eigen taal, met een beeldengrammatica en -vocabulaire die hij in zijn hele oeuvre trouw bleef en die het een zeldzame samenhang bezorgen. Zijn grammatica berust op het gebruik van een erg beperkt palet aan middelen, is gestoeld op de elementaire uitdrukkingskracht van de lijn en op de emotionele lading van kleur. Zijn vocabulaire bestaat hoofdzakelijk uit een handvol, bijna archetypische motieven: pijlen, personages, maskers, ogen, handen, vogels enz. Hij combineert ze in een geactualiseerde versie van wat de surrealisten en expressionisten hem leerden: metamorfoses, metonymieën, contaminaties, spelletjes met optische verhoudingen enz.
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens



Op 10 december 1948 namen de 58 lidstaten van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in het Paleis van Chaillot te Parijs de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan. Tegenwoordig is deze tekst in meer dan 500 talen vertaald. De Verklaring telt 30 universele, onvervreemdbare, ondeelbare en onderling afhankelijke grondrechten. Ze heeft ze niet de kracht van een wet of een verdrag, maar is een consensus over een na te streven moreel ideaal.
In 1988, toen Folon op het hoogtepunt van zijn roem was, vroeg Amnesty International hem om de Verklaring te illustreren. Hij koos voor aquarel, zijn favoriete techniek – waarvan hij overigens een van de beste beoefenaars was. In contrast met de inherent zachte en heldere uitstraling van de aquareltechniek waren Folons tekeningen alarmerend. Behalve de artikelen 2, 14, 26, 30 en de voorpagina, die elk op hun eigen manier een beetje hoop uitstraalden, sprak uit de illustraties niets dan pijn, terreur, intimidatie, ongelijkheid, onmenselijkheid. Folon wees de afwezigheid van rechten met de vinger, hij liet de ondraaglijkheid zien van een leven zonder respect voor dit fundamentele handvest.
Van de 30 artikelen van de Verklaring illustreerde Folon er 19. Daaraan voegde hij een compositie voor de preambule toe, bestaande uit collages van geribbeld karton en gehamerd aluminium – als een even angstaanjagende als zinloze vogelverschrikker. Behalve de originele aquarellen bezit de Fondation Folon tientallen schetsen, die een fascinerende inkijk bieden in wijze waarop de kunstenaar zijn ideeën visueel uitwerkte. De door Folon geïllustreerde Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is in 2018 door de Fondation Folon opnieuw uitgegeven en is te koop in de Art Shop.
Vogel
De vogel is een van de favoriete dieren van de kunstenaar. Hij is een universeel symbool van de boodschapper, hij verwijst naar de vrede en de vrijheid die met name door de duif uit de Bijbel worden uitgedragen. Folons gevoel voor analogieën bracht hem ertoe op de cover van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1988) vogels als vlaggen in te kleuren, als de boodschappers van de waarden die in die juridische tekst zijn vervat. Voor de 200ste verjaardag van de Franse Revolutie (1989) schilderde Folon vogels in de Franse driekleur, in groepjes van drie, waardoor ze resoneerden het motto van de Franse Republiek (Liberté, Égalité, Fraternité). Ook op de poster voor de Paralympische Winterspelen van 1992 beeldde Folon een vogel af – met gebroken vleugels, maar nog steeds in staat om te vliegen. En als de vogel niet ingezet wordt om een belangrijk maatschappelijk thema te illustreren, verschijnt hij vaak als symbool van zijn intrinsieke waarde: lichtheid, een verbinding tussen hemel en aarde, een uitnodiging om te reizen, vrijheid … En als een vogel het hoofd van de mens binnenvliegt, moeten we er dan de zuiverheid van de ziel in zien, of eerder een man die van reizen droomt? Misschien is het de dolle droom van Icarus, of een gevangene die wil ontsnappen… Iedereen zal er, op basis van de eigen ervaring, een persoonlijke interpretatie aan geven. Maar we kunnen er in elk geval Folon zelf in zien: zelf heeft hij altijd willen “dialogeren met de wind” en voor hem vliegt de vogel in het hoofd weg (L’oiseau dans la tête, 1999).
Vrijheid
Folon is de kunstenaar die de vrijheid heeft weten uitdrukken in vormen en kleuren. Of hij er de aandacht op vestigde, wanneer hij een belangrijk maatschappelijk doel steunde, of haar gewoon suggereerde, altijd was de vrijheid in de achtergrond aanwezig. Al zijn thema’s, al zijn motieven drukken in diverse gradaties de vrijheid uit. Voor Folon is vrijheid wat een vogel verkrijgt als hij uit zijn kooi komt, maar evenzeer is het de eindeloze grootsheid van de open horizon, een boot op zee, mensen die willen “dialogeren met de wind” door weg te vliegen… Elk van zijn werken roept op tot individuele vrijheid, tot de vrijheid van denken en tot fysieke vrijheid.
Zee

Folon gebruikte de zee niet alleen voor thema’s als reizen en de vrijheid ten aanzien van het oneindig uitgestrekte water, hij integreerde dat gegeven ook op een letterlijke manier in zijn werk met zijn sculptuur La mer, ce grand sculpteur uit 1997. In dat beeld van een man die in de golven zit, laat hij de zee deelnemen aan zijn creatie: de branding zet zijn werk als beeldhouwer tot in het oneindige voort. Zodoende evolueert het werk voortdurend, krijgt het elk moment een ander patina en getuigt het van het verloop van de tijd. Het was ook een manier om het primaat van de natuur over de menselijke creatie te herbevestigen.